Het spel wordt gespeeld door twee personen (of twee partijen). Iedere speler heeft 3 darts. De speler die aan de beurt is gaat achter de lijn staan. Bij iedere beurt mag de darter zijn drie darts een voor een gooien. Iedere speler begint met 501 punten. Er zijn ook andere spelvormen, maar dit de bekendste. De punten die in een beurt (met drie pijlen) worden gegooid worden van de 501 afgetrokken. Darters proberen meestal op de trippel 20 te gooien. Dan kun je per pijl 3 x 20 punten = 60 scoren. Hoger kan niet. Als je dat 3 pijlen achter elkaar lukt dan heb je 180. De scheidsrechter roept dan hard ‘onehundredandeighty’. Het publiek gilt dat dan meestal mee!
Bij echte wedstrijden houdt een scheidsrechter de punten bij. Dat doet hij op een bord. Deze hangt naast het dartbord, zodat ook de spelers kunnen zien hoeveel punten ze hebben.
Een spel (of leg) moet worden afgesloten met een dubbel (double). Bijv. Je moet nog 40 punten, dan moet je in de dubbel 20 eindigen. Gooi je die dan ben je klaar. Gooi je in de singel 20 dan moet je nog 40 – 20 = 20 dus moet je met dubbel 10 eindigen.
Gooi je bijv. naast de 20 in de 1 dan moet je nog: 40 – 1 = 39. Dat is geen dubbel, want een 19,5 is er niet. Dus gooi je bijv. een 3. Dan heb je 39 – 3 = 36. Die kun je uitgooien met dubbel 18. Wie dit het eerst lukt en dus op 0 staat wint het potje of de leg. Snappen jullie dit een beetje?
Een wedstrijd gaat over een van te voren aantal afgesproken gewonnen legs (potjes van 501 naar 0) of een aantal gewonnen sets. Om een set te winnen moet je dan eerst een aantal legs – bijv. 3 – winnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten